Homo’s en het Eurovisie Songfestival (opiniestuk)
Het Eurovisie Songfestival 2016 is weer achter de rug. Er wordt veel flauwekul over geschreven, maar het artikel SONG SUNG PINK, in de Volkskrant van 12 mei, vond ik leuk en interessant. Haroon Ali gaat hierin van de veronderstelling uit dat ‘bovengemiddeld veel homo’s’ wat zouden hebben met het Songfestival. Zoals ze toch al een zwak zouden hebben voor kunstuitingen waar het showelement of het theatrale domineert. Hierdoor kon het songfestival als het frivole feest van ‘glitter, vuurwerk en lachwekkende outfits’ zich ontwikkelen tot een platform voor homo-emancipatie. De dag erop werd dit artikel in een ingezonden brief van Voskuijl en Van Oorschot echter al meteen afgedaan als een ‘nichtenbabbelstuk’. Met verwijzing naar ‘Geer en Goor’, André van Duin en Paul de Leeuw werd er gesteld dat dit soort ‘nichten’ het zocht in de paljasserij (showbizz) uit lijfsbehoud. Door ‘Hetero Jan met de pet’ aan het lachen te krijgen, hoopten zij niet in elkaar te worden geslagen. Alsof de ‘valsenichtenreactie’ zoals Voskuijl en Van Oorschot hun inbreng zelf noemden, zijn oorsprong niet eveneens in dezelfde vrees vindt. Het is te vergelijken met de befaamde Joodse humor, die ook tegen de verdrukking in ontstond.
In tegenstelling tot Haroon identificeerde ik me als jongen niet met meisjes. Ik prefereerde jongensspeelgoed en trok liever op met jongens. Wel heb ik altijd zwak gehad voor ballet, maar daar staat weer tegenover dat ik niet bijzonder veel feeling heb met het Euro Songfestival. Ik zal dus niet gauw iets typisch homoseksueel noemen. Maar toen ik Homo Politicus(Balans, 2016) schreef, kon/wilde ik ook weer niet de mogelijkheid uitsluiten dat sommige tendensen – zonder deze te generaliseren – onder homoseksuelen statistisch aantoonbaar toch wat vaker zouden voorkomen. Dat ze bijvoorbeeld wat eerder zouden warmlopen voor opera en voor het songfestival en mogelijk wat minder voor voetballen. Ik zou dit niet bij voorbaat willen uitsluiten. Onbevangenheid is een voorwaarde voor elke emancipatie.
Maar die onbevangenheid ontbreekt nog we eens. Toen neurobioloog Dick Swaab eind jaren tachtig zei dat de hypothalamus van de homoman zou afwijken, was de opwinding groot over het ‘homokwabje van Swaab’. In tegenstelling tot Voskuijl en Van Oorschot had Gerrit Komrij (1944-2012) homoseksuelen wel vaste kenmerken toegedacht. In zijn geniale en hilarische Mosselezing uit 2008 stelde hij dat hij homo’s altijd had gezien als bijzondere mensen in een bijzondere wereld, die van het decadente en het esthetische. Hij dacht dan aan Shakespeare, Plato en Michelangelo. Maar ook hij stortte zijn gram uit ‘Geer en Goor’ en Paul de Leeuw. Deze ‘inwisselbare ‘boegbeelden van gezelligheid’ hadden immers weinig verhevens meer. Trouwens de huidige generatie homo’s was Komrij veel te aangepast. Het ideaal van Voskuijl en Van Oorschot dat hun seksuele geaardheid slechts bijzaak was, zou Komrij dan ook evenmin hebben aangesproken.
De felle discussies over onderwerpen als het ontstaan van homoseksualiteit en eventuele kenmerken ervan etc, vloeien voort uit onzekerheid die niet los staat van de identiteitsontwikkeling van de homoseksueel. Deze is uiterst ongemakkelijk. Seksualiteit is op zich al emotioneel geladen en voor te veel mensen nog verbonden met schuld angst en viezigheid. Als individu hierover eigen opvattingen in je jeugd ontwikkelen is daarom al moeilijk. In tegenstelling tot iemand die bij een religieuze, politieke of raciale minderheid behoort, die dus thuis van jongs af aan van zijn omgeving leert dat er niets mis is met het ras waartoe hij behoort of de overtuiging die hij is toegedaan, ontbreekt deze basale veiligheid bij de jonge homo. Deze ontdekt meestal geleidelijk dat hij afwijkt van zijn omgeving en van afwijken houden jongeren toch al niet, zeker niet als het om seksualiteit gaat. Hij heeft allang ontdekt dat homo het populairste scheldwoord op de voetbalclub en het schoolplein is. Hij kent de vooroordelen die er leven over homoseksuelen bij zijn ouders, broers zussen en vriendjes. Vaak heeft hij ze zelf al verinnerlijkt voordat hij überhaupt beseft homo te zijn. De suïcidescore onder jonge homo’s is dan ook 5 x zo hoog dan onder jonge hetero’s. Dit is pas iets wat mij opwindt.
Coos Huijsen
Amsterdam, 17 mei 2016.
(Dit stuk werd tevens gepubliceerd op de website van Uitgeverij Balans.)